“Wees nou eens lief voor jezelf”…#HOEDAN?!

Veel mensen denken dat accepteren het equivalent is van opgeven. Dat je “het maar accepteert”, omdat je geen keuze hebt of omdat je geen energie meer hebt om het te willen veranderen. Maar na jarenlang vechten begrijp ik eindelijk dat het niet hetzelfde is. Not even close.

Acceptatie betekent dat je het laat zijn zoals het is, omdat het simpelweg al zo is. Dat je je overgeeft aan hoe het is op dat moment, omdat het al zo is. “#HOEDAN?!” schreeuwde ik het uit, als iemand zo parel van wanhoops-wijsheid op mijn pad bracht. Want hoe accepteer je het als je je zo ongelofelijk klote voelt dat je niet weet of je ooit nog in de maatschappij kunt functioneren, laat staan voor jezelf zorgen in deze wereld waar alles om geld draait? Hoe accepteer je brainfog die maar niet weggaat, angst, paniek zo erg dat je na drie jaar vechten nog steeds geen auto kunt rijden en spanning in lijf & brein die na vijf jaar alleen maar erger wordt in plaats van beter? Hoe accepteer je de schaamte die je voelt als je moet toegeven dat het weer even niet lekker gaat? En je de blik in de ogen van mensen die om je geven ziet; die blik van medelijden, zorgen en voor mijn gevoel toch ook “hoe kan het nou nog steeds niet goed gaan?”. Maar misschien is dat laatste projectie.

Hoe accepteren dan moet is een lang verhaal; tenminste voor mij. Maar het begint met het besef dat je in een vechtstand staat. Als je je dat niet realiseert dan wordt het lastig. En daarna begint een proces van bewust kijken naar hoe je omgaat met dingen en langzaam proberen om het anders te doen. Lekker vaag, hè? Heb je niks aan. Maar dit artikel heeft even focus nodig. Want het gaat voor mij even om één specifiek aspect dat mij enorm heeft geholpen op weg naar het ietsje anders doen voor mezelf. Dat was het fundament dat mijn manier van omgaan met pijn en mentale problemen eindelijk een klein beetje meer richting acceptatie stuurde. Dat was het besef dat accepteren geen opgeven is. Het betekent alleen maar dat je vanuit een andere, veel zachtere energie met veel meer liefde, omgaat met wat er gaande is.

Toen ik me dat besefte, verschoof er iets in mij, in mijn houding naar mezelf. Ik werd eindelijk liever voor mezelf, iets wat ik daarvoor ook wel probeerde maar wat kwam vanuit “ik moet nu lief zijn voor mezelf”, iets wat ik rationeel wel wist maar niet voelde. Ik had dat ergens gelezen en in mindfulness kwam het ook steeds naar boven dus ging ik maar lief zijn voor mezelf. Ik wist niet eens hoe dat eruit zou zien. Maar het moest, want dat was goed voor je. Dus soms, als ik me minder goed voelde, mocht ik op de bank liggen, een dutje doen midden op de dag als het nodig was, of yoga in plaats van bodycombat. Maar de intentie kwam vanuit “het moet weg want zo kan ik niet productief zijn” en niet vanuit zachtheid of mildheid voor mezelf, of omdat ik het nodig had. Omdat iets in mij het nodig had. Bovendien had het maar zijdelings iets te maken met wat lief zijn voor jezelf echt betekent.

En daar ligt het grote verschil. Mijn motivatie was altijd “het moet weg”. Of “ik moet dit fixen maar #HOEDAN?!”. Het mocht er totaal niet zijn. Ik mocht me niet slecht voelen want dat deed ik al te lang; het was nu tijd om door te pakken. Ik mocht geen angst voelen want ik moest blijven doen wat ik altijd gedaan had. Ik mocht al helemaal geen paniek voelen want ik moest autorijden want vermijden is nog slechter. Ik mocht mijn wereld niet even wat kleiner maken want dat zou van kwaad tot erger gaan en hoe kon ik dan nog functioneren? Dus ik deed alles wel iets rustiger aan, want daarin had ik geen keuze, maar in de tussentijd veroordeelde ik mezelf keihard en wilde ik alleen maar dat “het weg zou gaan zodat ik weer productief kon zijn”.

Een voorbeeld is hier vast handig. Als ik hoofdpijn had op een drukke dag, of als ik überhaupt hoofdpijn had, dan duwde ik ruw tegen mijn slapen, masseerde mijn hoofdhuid en mijn nek en schouders. Keihard kneep ik in die spieren, vanuit een bijna boze intentie. Vol irritatie. Want “dit moest weg”! Hetzelfde gold voor een massage. “Doe die maar zo hard mogelijk want dan gaat de spanning in mijn spieren weg”. Wederom, hard. Boos. “Het moet weg”. En bij sporten of zelfs yoga, wat toch echt volledig draait om zachtheid voor lichaam en geest, moest en zou ik die posities doen, waardoor ik krampachtig volhield. Puur vanuit doorzettingsvermogen, om maar te blijven staan of zitten in die houding. En als er iets gaat om “lief zijn voor je lichaam en het aanvoelen van grenzen” dan is het natuurlijk wel yoga.

En toen deed ik eerder deze zomer een oefening voor mijn nervus vagus. De zenuw die vaak te gespannen is als mensen last hebben van angst en spanning, die nauw verbonden is met het zenuwstelsel. Ik zal hier geen lang verhaal schrijven over de waarde van het ontspannen van dat ding, want daar gaat het niet om maar als je dat interessant vindt, Google het dan even. Je kunt supernuttige dingen vinden en voor mij is het erg waardevol geweest. Anyway, ik moest mezelf vasthouden zoals ik zou doen als ik mezelf zou troosten. Als ik mezelf gerust zou stellen. Hoe zou dat aanvoelen qua kracht in het knijpen, hoe omarm je jezelf troostend en liefdevol? Ik wist niet wat er werd bedoeld; natuurlijk gaf ik mezelf wel eens een knuffel, dat staat als eerste vermeld om “te doen als je je soms even eenzaam voelt”. Dus, net als bij lief zijn voor mezelf, deed ook het. Maar mijn hart zat er niet in. Tot ik die oefening deed. Iets in de toon van de video-instructice raakte iets in mij. En ik hield mezelf vast alsof ik een klein meisje vasthield dat huilde en troost nodig had. Ik hoef je vast niet te vertellen dat het flink janken was. Want dat was nogal een momentje. Ik begreep het eindelijk, met mijn hart.

Opeens voelde ik mijn huid echt onder mijn handen. Ik voelde zachtheid in mijn handen en hoe het voelt als je jezelf aanraakt met geruststelling en liefde. Ik realiseerde me hoe ruw ik opsprong met mijn spieren. Hoe keihard ik kneep in mijn nek als hij vastzat, hoe hard ik op mijn slapen drukte als ik hoofdpijn had. Hoe hard ik was voor mijn innerlijke kind, wat duidelijk doodsangsten uitstaat in deze fase van mijn leven. Maar stelde ik haar gerust? Ja, dat deed ik want ik WIST dat ik dat hoorde te doen. Maar er zat geen mildheid in. Misschien zat het zelfs vol met oordeel. En de intentie klopte niet. Ik deed het omdat ik minder streng hoorde te zijn voor mezelf maar niet omdat ik snapte hoe belangrijk die geruststelling was. En die liefdevolle manier van naar jezelf kijken.

Ik was vergeten dat mijn lichaam ook “mij” is. Dat alle spanning in mijn spieren een uiting is, een signaal van hoe zwaar ze het hebben onder alle stress. Dat hoofdpijn een teken is, dat mijn lichaam tegen me praat. En dat het, als het dat doet, niet wil dat je “het fixt” maar dat het aandacht krijgt en ruimte om te genezen. Dat het liefdevol aangeraakt wil worden, met zachtheid en niet vanuit een ruwe “Ga weg!” intentie. Het is, zoals Dolly (Dolly.nl) het mooi omschrijft in één van haar meditaties, niet de bedoeling dat je zegt “Wat moet je?” als je aandacht geeft aan het onderdeel dat pijn doet, maar dat je er lief voor bent.

Hier kan ik nog uren over doorgaan, over hoe ik nu mijn handen voel als ik ze was, hoe ik mijn huid voel als ik douche en hoe ik zachtjes over mijn ogen aai als ze pijnlijk aanvoelen in plaats van hard en geïrriteerd te drukken op mijn slapen en wenkbrauwen. En als ik mijn vermoeide spieren knijp dan doe ik dat met een bijna tedere (wat een rotwoord, ik heb nog veel te leren blijkbaar 😊)) aanraking. Want ik hou van mijn lichaam. Dat heb ik altijd gedaan. Ik had alleen geen idee hoe ik dat moest uiten. Want er was zoveel pijn. Dat moest gewoon weg. Iedereen die veel pijn heeft, herkent dat. Maar ertegen vechten maakt het alleen maar erger.

En dat zorgde ervoor dat ik eindelijk het verschil inzag tussen acceptatie en mijn eeuwige vechtmodus. Het verschil tussen “dit moet weg” en “wat rot dat het er is. Ik geef het aandacht en kijk er nieuwsgierig en verwonderd naar om te zien wat het nodig heeft”. (Die keren dat ik niet direct schrik van wat ik voel en er met angst naar kijk. Maar ik heb geleerd dat je daar dan ook weer met nieuwsgierigheid naar mag kijken). Ik ga ernaartoe met mijn aandacht, vraag het soms wat het nodig heeft. En als er dan blijkt dat er iets in mij zit dat aandacht nodig heeft, dan ga ik er absoluut later iets aan doen om dat te helen. Niet “fixen”, niet “oplossen”. Nee. Helen, genezen. Vanuit acceptatie. Vanuit “het mag er zijn”. En niet vanuit “DIT MOET WEG!”

Alles wat je doet vanuit acceptatie gaat dus vanuit een andere energie. Het heeft een rust, een zachtheid die anders is dan anders; een warme knuffelmodus die kalmte uitstraalt in plaats van wilde, beestachtige noodzaak. In die zin is voor mij acceptatie zoals ochtendsex. Een vergelijking die mij voor eeuwig zal helpen om het verschil te zien. En het helpt me ook met het feit dat ik er niet altijd direct kom. Want dit klinkt allemaal hartstikke idyllisch maar zo zacht ben ik natuurlijk niet altijd. Mijn temperament en/of mijn ego wint nog erg vaak. Het is een proces. Dus hoe graag ik ook wil dat ik het altijd zo rustig en vol liefde kan zien, soms ga ik weer in de vechtmodus en duurt het even voordat ik inzie wat ik aan het doen ben. En dat is ook prima. Want die ochtend komt er altijd weer; de zon komt altijd weer op.

###